Naderende ingangsdatum, maar geen financiële zekerheid.
De Omgevingswet treedt op 01-01-2021 in werking. Uiterlijk 01-01-2024 dient het kerninstrument Omgevingsvisie operationeel en gepubliceerd te zijn. Op 01-01-2029 is de overgangstermijn voorbij en dient ook het instrument Omgevingsplan operationeel te zijn. Vanaf 01-01-2021 dienen we vergunningen conform de nieuwe wet af te handelen. Dit impliceert dat onze systemen en registraties aangesloten zijn op het Digitaal Stelsel Omgevingswet Landelijke Voorziening, betreffende werkprocessen en -procedures zijn aangepast en medewerkers opgeleid. Omdat na inwerkingtreding van de wet bestemmingsplanregels en ruimtelijke regels in verordeningen niet meer aangepast kunnen worden, dient het instrument Omgevingsplan zoveel mogelijk vóór 01-01-2021 te zijn voorbereid door harmonisering en integrale afstemming. Ook hiervoor vereist is bestuurlijke input over gewenste regeldruk in relatie tot handhaving en toezicht en over ambitie in implementatietempo in relatie tot transitiekosten en dienstverlening en tot slot over vergunningsregime in relatie tot de legesinkomsten. De structurele financiële gevolgen zijn vooralsnog niet bekend, maar wij verwachten dat het exploitatieplaatje zich negatief ontwikkelt en houden een risicobedrag aan van structureel € 1 miljoen.
Uitspraak beroep Q-park
Structureel
PM
2
Structureel
PM
2
Per 1 juli 2014 is onze gemeente verplicht om aan de Wet Markt en Overheid te voldoen. Deze wet is bedoeld om concurrentievervalsing door de overheid te voorkomen. Op 9 september 2014 heeft de raad activiteiten die in het algemeen belang plaatsvinden aangewezen. Dit besluit is op 16 september 2016 gepubliceerd. Tegen de aanwijzing van het aanbieden van parkeergelegenheid op transferia als activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang is op 4 oktober 2016 bezwaar ingediend door Q-park. Op 9 mei 2017 heeft de raad op advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften het bezwaarschrift deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het besluit met aanvulling van de motivering in stand gelaten. Tegen dit besluit heeft Q-park beroep ingesteld. Zij zijn op 22 maart 2018 door de rechtbank in het gelijk gesteld, omdat de gemeente het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en de belangenafweging onvoldoende is geweest. Wij zijn tegen het besluit in hoger beroep gegaan. De behandeling van het hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op dinsdag 14 mei jl. plaatsgevonden. Naar het voorlopig oordeel van het College van Beroep heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van een algemeen belang dat door het exploiteren van transferia aan de rand van de stad wordt gediend. Naar het eveneens voorlopig oordeel heeft de raad echter niet de nodige kennis vergaard omtrent de af te wegen belangen, als gevolg waarvan niet kan worden beoordeeld of de raad gelet op de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten van zijn bevoegdheid gebruik te maken op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Daarvan uitgaande heeft de rechtbank Rotterdam het beroep van Q-park gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het College van Beroep ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld op welke wijze het geschil (zoveel mogelijk) definitief kan worden beslecht. Voor beantwoording van die vraag acht het College van Beroep het noodzakelijk dat de stukken met betrekking tot het nieuwe Vaststellingsbesluit van de raad van 11 december 2018 tot het geding gaan behoren. Tegen dit besluit heeft Q-park beroep ingediend. Het College van Beroep heeft ons schriftelijk verzocht om nadere informatie. Wij dienen die informatie voor eind september aan te leveren. Na ontvangst van onze reactie beslist het College van Beroep over de verdere behandeling van de zaak. De financiële gevolgen zijn nog niet bekend.
Herziening besluit gelegenheid geven tot sportbeoefening
Structureel
PM
3
Structureel
PM
3
Op basis van Europese wetgeving is de btw-sportvrijstelling in Nederland vanaf 1 januari 2019 aangepast. Hierdoor wordt het ‘gelegenheid bieden tot sportbeoefening’ door een niet-winst beogende instelling niet langer gekwalificeerd als een btw-belaste prestatie waardoor de verhaalbaarheid van BTW op investeringen en exploitatie is komen te vervallen. Om de financiële nadelen van deze aanpassing in de BTW wetgeving te compenseren kunnen gemeenten in de periode 2019-2023 een ‘Specifieke uitkering stimulering sport’ (SPUK) aanvragen. Deze regeling kent echter een plafond (€ 152 miljoen voor 2019). Indien er landelijk meer middelen worden aangevraagd dan beschikbaar, vindt een verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaats. Het gevolg kan zijn dat er geen volledige compensatie geboden wordt vanuit de SPUK regeling voor het vervallen van het recht op btw-aftrek. Pas na afrekening van het jaar 2019 (in 2021) is definitief bekend wat het effect voor onze gemeente zal zijn. In latere jaren speelt vanzelfsprekend dezelfde problematiek.
Stortplaats Meerendonk/Vlagheide
Incidenteel
PM
4
Incidenteel
PM
4
Na sluiting van een stortplaats wordt deze overgedragen aan de provincie. Zij zijn vanuit de Wet Milieubeheer belast met de eeuwigdurende nazorg voor gesloten stortplaatsen. Op het moment van overdracht dient het benodigde doelvermogen te worden afgerekend. De provincie Noord-Brabant voert elke vijf jaar periodiek onderzoek uit, een zogeheten Asset Liability Management (ALM) studie. Daarbij stelt de provincie vast of de gehanteerde rekenrente (momenteel 5,06%) en daarmee het gehanteerde doelvermogen, passend is om aan haar eeuwigdurende nazorgverplichtingen te voldoen. De resultaten van de laatste vastgestelde ALM-studie, waarbij onder meer de effecten van de langdurig lage rentestand in beeld zijn gebracht, zijn met de vergunninghouders van de stortplaatsen intensief besproken. Een langdurige lage rentestand heeft gevolgen voor de financiering van de eeuwigdurende nazorgplicht van de provincie. Zowel de Provincie als de Exploitanten onderkennen dat alternatieven (waaronder (maar niet beperkt tot): duurzaam stortbeheer, 100-jarige levensduur bovenafdichting, technologische ontwikkelingen/innovaties en afvalmining) mogelijk kunnen leiden tot een beperking van de kosten van de nazorg van de stortplaatsen in de toekomst en derhalve tot een verlaging van het doelvermogen van de stortplaatsen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de vereisten voor veiligheid en milieu. Daarom hebben de provincie en de vergunninghouders een overeenkomst gesloten om hier de komende jaren, in aanloop naar de nieuwe ALM-studie, diepgaand onderzoek naar te doen. Onderdeel van deze overeenkomst is dat, zo lang het onderzoek loopt, de vergunninghouders de stortplaatsen nog niet voor eeuwigdurende nazorg overdragen aan de provincie en dus zelf risicodragend blijven. Tegelijkertijd handhaaft de provincie de rekenrente op het bestaande niveau. Deze afspraak geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Zo lang het doelvermogen niet definitief is vastgesteld, lopen wij het risico dat het reeds in het nazorgfonds gestorte vermogen, samen met de voorzieningen die wij voor beide stortplaatsen aanhouden, ontoereikend is.
Consequenties Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) voor mensen met verminderde loonwaarde
Structureel
400.000
4
Nieuw risico i.v.m. aannemen WAB in Eerste Kamer op 28 mei jl.
De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die ziet op mensen met verminderde loonwaarde kent nog geen uitwerking als uitzondering op de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). Indien deze AMvB niet (tijdig) soelaas biedt, valt gesubsidieerde arbeid vanaf 1 januari 2020 onder het payroll regiem. Dit zal een aanzienlijke kostenverhoging met zich meebrengen, aangezien verloning dan onder de betreffende CAO plaats moet vinden (inclusief pensioenopbouw vanaf 2021) en niet meer op basis van het wettelijk minimum loon.
Tekorten Sociaal Domein
Structureel
2.000.000
3
Geen structureel aanvullende Rijksmiddelen
Dankzij de reserve sociaal en zorgfonds kunnen wij vooralsnog het jaarlijkse tekort van € 2 miljoen opvangen. Onzeker is het hierbij nog of het Rijk met aanvullende middelen over de brug komt; een nieuw kabinet zal hier op basis van nader onderzoek over moeten besluiten. Daarnaast moet worden benadrukt dat de doorkijk van het sociaal domein een raming is op basis van aannames. Hierbij zijn duidelijk nog belangrijke risico’s. Denk in het bijzonder aan toenemend zorggebruik, nieuwe bekostigingssystematiek, nieuwe inkoopsystematiek 2021 en de effecten van de transformatie.
BUIG budget
Structureel
PM
2
Onzekerheid overschot BUIG budget
In de begroting 2020 hebben we een voordeel geraamd op het BUIG budget. We merken daarbij op, dat het voordeel dat wij op dit moment behalen op het BUIG-budget op langere termijn waarschijnlijk niet houdbaar is. In vergelijking met andere gemeenten hebben wij een groot voordeel op de BUIG, omdat we er de afgelopen jaren beter en eerder in slagen mensen naar werk te brengen. Nu het bestand kleiner is en onze zittende populatie een grotere afstand tot de arbeidsmarkt kent dan vergelijkbare gemeenten, is het realistisch te verwachten dat andere gemeenten een deel van dit voordeel zullen inlopen met een correctie op het macrobudget als gevolg. Daarnaast leert de ervaring dat parameters door de tijd heen worden bijgesteld. Dat kan voor- en nadeel opleveren. Daar wij een groot voordeel hebben, is de kans op negatieve bijstelling groter dan op positieve bijstelling.
Gewaarborgde geldleningen
Incidenteel
69.800.000
2
Incidenteel
66.800.000
2
Aflossingen
Het totale bedrag van de borg- en garantstellingen, exclusief de afzonderlijk opgenomen garanties ten behoeve van zorginstellingen, bedraagt naar verwachting op 1 januari 2020 € 66,8 miljoen en bestaat uit: • een verstrekte borgstelling aan Haverleij B.V. voor het aangaan van een rekeningcourant bij de BNG van maximaal € 15,9 miljoen. De partners van de gemeente in Haverleij B.V. - Heijmans Vastgoed B.V. en Bouwfonds Ontwikkeling B.V. - hebben zich beiden voor 1/3 van de bovenstaande borgstelling aansprakelijk gesteld. Onze gemeente staat dus voor € 5,3 miljoen garant. • gewaarborgde geldleningen voor een totaal van € 61,5 miljoen. • de gemeente is achtervang voor de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Mochten deze fondsen tekorten krijgen dan zijn alle gemeenten verplicht om, voor hun aandeel, een renteloze lening te verstrekken aan het waarborgfonds. Met ingang van 1 januari 2011 draagt het Rijk de volledige achtervang voor de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor alle nieuwe borgstellingen vanaf die datum. Een specificatie van de verstrekte borg- en garantstellingen is opgenomen in de staat van gewaarborgde geldleningen in het bijlagenboek. De gemeente heeft geen specifieke voorzieningen getroffen voor bovenstaande borg- en garantstellingen.
(Leningen aan) deelnemingen in verbonden partijen
Incidenteel
PM
2
Incidenteel
PM
2
Verbonden partijen zijn samenwerkingsverbanden (privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen) waarin de gemeente een bestuurlijk én financieel belang heeft. ’s-Hertogenbosch neemt alleen deel in een verbonden partij indien daarmee een publiek belang wordt gediend. Naast efficiency- en/of effectiviteitsvoordelen voor de gemeente en het gebruik maken van de kennis en expertise van derden, is het spreiden van risico vaak een belangrijke reden voor het aangaan van een verbonden partij. Deze verbonden partijen lopen echter wel (markt)risico’s bij het uitvoeren van hun activiteiten. Daarmee zijn er, zeker in het huidige onzekere economische klimaat, voor de gemeente risico’s verbonden aan deze participaties en aan de leningen die zijn verstrekt aan deze verbonden partijen.
Plafond BTW-compensatiefonds (BCF)
Incidenteel
1.000.000
2
Structureel
PM
2
Nieuwe realisatiecijfers verwerkt in begroting.
Alle gemeenten kunnen de door hen betaalde BTW op hun overheidsactiviteiten terughalen bij het BCF. Het geld in het fonds dat aan het eind van het jaar overblijft, wordt toegevoegd aan het gemeentefonds; een eventueel tekort wordt onttrokken aan het gemeentefonds. Dit heeft dus effect op de hoogte van de algemene uitkering die wij als gemeente ontvangen. We zien nu, dat gemeenten steeds meer BTW compenseren, zodat er in het fonds steeds minder geld overblijft. Conform de voorschriften van de provinciale toezichthouder is in de begroting 2020 gerekend met de laatst bekende realisatiecijfers (2018). Het nadeel dat hierdoor ontstaat is verwerkt in deze begroting. Desalniettemin bestaat nog steeds het risico dat door een toenemend beroep van gemeenten op het BCF een lagere uitkering uit het gemeentefonds ontvangt. Dit heeft direct budgettaire gevolgen voor de gemeente. Ter indicatie: in 2018 is voor circa € 110 miljoen meer beroep gedaan op het BCF dan in 2017. Dit heeft voor onze gemeente een nadelig effect op onze algemene uitkering van ongeveer € 1 miljoen. Het is lastig in te schatten in welke mate deze ontwikkeling zich voorzet.
VPB plicht reclameconcessies
Structureel
250.000
3
Gewijzigd standpunt belastingdienst
Voor de jaren 2016 en 2017 is met de Belastingdienst afgestemd dat het behaalde resultaat met het uitgeven van reclameconcessies niet belast is met vennootschapsbelasting (Vpb). Inmiddels is het landelijke standpunt van de Belastingdienst dat deze inkomsten wel belast zouden moeten worden. Diverse gemeenten hebben aangegeven hierover te gaan procederen. De uitkomst van deze procedures kan nog jaren op zich laten wachten. Hoewel wij er van overtuigd zijn dat wij voldoende argumenten hebben dat geen sprake is van Vpb-plicht, kan een rechter hier altijd anders over beslissen.
Onderuitputting rijksuitgaven
Structureel
2.000.000
4
Nieuwe inzichten op de rijksuitgaven
In 2018 ontstonden negatieve bijstellingen van het gemeentefonds doordat het Rijk grotere uitgaven op het gebied van met name defensie en infrastructuur niet realiseerde. Als gevolg van de trap-op-trap-af afspraak leiden lagere uitgaven van het Rijk tot een lager gemeentefonds. Het risico op onderbesteding is alleen maar toegenomen als gevolg van de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waardoor grote infrastructurele projecten stilliggen. Op basis van de cijfers uit de meicirculaire schatten we het effect op € 2 miljoen per jaar.
Vrijval belegde gelden Essent
Structureel
2.100.000
4
Blijvend lage rente
In 2024 valt de eerste tranche van onze beleggingen vrij. Wij realiseren hier een rendement op van 4,29%. Dit ligt – al vanaf 2009 – fors boven het marktrendement. De wegvallende jaarlijkse rentebate van deze tranche bedraagt € 2,1 miljoen. Vanwege het schatkistbankieren mogen we deze middelen niet opnieuw uitzetten en kunnen we ze alleen aanwenden voor het verlagen van onze schuldpositie. Als in 2024 nog steeds sprake is van de huidige extreem lage rente, dan resulteert per saldo een fors nadeel.
Herijking gemeentefonds
Structureel
PM
3
Herijking gemeentefonds wordt definitief in 2021
De fondsbeheerders - het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Financiën - werken samen met de VNG aan een herijking van de verdeling van het gemeentefonds. De herijking is opgedeeld in twee onderdelen: 1) het ‘klassieke’ gemeentefonds (de overige onderdelen van het gemeentefonds) en 2) verdeelmodellen sociaal domein. De herijking heeft betrekking op een totaalbedrag van € 30 miljard. Invoering van de nieuwe verdeling is voorzien in 2021. Op dit moment is nog niet in te schatten wat de financiële effecten voor de gemeente 's-Hertogenbosch zullen worden.